Ik zag een kleine merel
liggend op de grond
Er kleefde wat bloed aan haar veren
maar was niet zwaar gewond
Ik keek naar het arme vogeltje
ze was klein, nog niet volwassen
Piepte angstig en alleen
niemand om op haar te passen
Ik nam haar mee naar binnen
maakte een simpel nestje klaar
Met wat kranten en een doos
heel stilletjes keek ze ernaar
Ik gaf haar elke dag te eten
lekker water en wat bessen
En toen ze al wat groter werd
kreeg ze van mij haar eerste lessen
Vliegen deed ze al heel snel
Met haar vleugeltjes gespreid
vloog ze rondjes door de kamer
en toen wist ik, werd het tijd
De grote dag was aangebroken
ik had mijn beste kleren aan
En toen ik afscheid had genomen
liet ik haar voorzichtig gaan
Het was de tweede zondag van mei
toen ik haar weer zag
Ze zong een vrolijk liedje
voor mij, mijn moederdag