De kraan staat open. Hoor iemand schreeuwen.
Zit opgesloten. Me te vervelen op de bank.
Soep kan ik nog niet eens eten.
De muren hebben oortjes op lange poten.
Ik ben niet alleen, maar voel me ontsloten.
Hier is niemand schuldig.
Toch, vecht ik tegen leeuwen in mijn hoofd.
We spelen, maar gaan niet dood.
Gisteren weer platgespoten.
Ik ben geduldig. Hou me groot.