Wij lagen samen op het schriele gras
tevreden met alles wat het leven gaf.
Het was een warme zomernacht
de tuin maar vier bij drie.
Jij wees naar de hemel boven ons
zei dat daar de Grote en de Kleine Beer.
Met mijn licht toegeknepen ogen volgde ik
de wijsvinger van je linker- of rechterhand.
Even later vond mijn mond jouw mond