Ik ken het
Het wanhopige blikken zwaard dat berustend het licht van mijn ziel doorklieft
Oud zeer
Oude misdaden van anderen
Ik zie het
Ik weet het
Melancholische kennis
In mij, waar het blijft, moet blijven
Onmachtige verhevenheid gaat samen met brandende haat
voor wat was, is en zal zijn
Voor wie is, wie was en wie zal zijn
Ik schrijf, voor mijn eigen ogen alleen
Een poging het blikken zwaard voorgoed te breken
Zodat mijn ziel volmaakt zal zijn, en in rust, evenwicht
Zolang er anderen zijn is dit erg meoilijk, schijnbaar onmogelijk
De onhandige projectie van mijn onmachtige haat
Is onrechtvaardig en verkeerd
Maar zo vanzelfsprekend voor de hand liggend logisch lijkend
Het is zaak deze oude woede te onderscheiden en in evenwicht te brengen met de bron er van
Het zwaard in mij breekt en verhard om vervolgens het in- en inslechte te doorboren en genadeloos af te maken
Terwijl ik huilend van wraak geniet
En het zwaard op mijzelf zal richten
Perfect licht valt niet te breken
Vanaf nu bepaal ik de ellende die het zwaard aanricht
Bitter en berustend, verkeerde passie
Zo ben ik niet en dat haat ik
Regelmatig
Ik ken het
Dit is de zoveelste poging het uit mij te bannen
Verlichting zal het eind van deze giftige verstrengeling zijn
Er wordt aan gewerkt
Voor zover mogelijk met een gekliefde ziel