Biechten wilde Reynaert niet weten
en boeten doen, wil hij nooit -
geen gebroem en geen greintje berouw
en toch zichzelf verheerlijken,
dominiseren als heldhaftig verslag.
De grootste tegenstander is de wolf,
die Ysengrijn knakt onbarmhartig hard.
Hij, een domme,vadsige mislukkeling
en de vos heeft zijn wolvin verleid -
toch zo begint een nieuwe episode.
"Hi warpene int hoeghe metten messe.
Den pape volchden si zesse,
Die allen met groten staven quamen -
Ende al si Ysengrijn vernamen,
Die maecten si een groet gheluut
Ende die ghebuere quamen huut
Ende maecten grote niemaere
Manlic andren, dat daer ware
In spapen spijker een wulf ghevaen
Bi den bucke in dat gat."
Het avontuur op de hanebalk,
het oom-noemen en het klokketouwavontuur
maal de visvangst op het ijs!
Het middeleeuws Vlaamse publiek verstond
de verhalen à la "Roman de Renart".