Ik was zoekende, maar vergat te werken alleen.
Er hangt een lul onder het raam. Je praat tegen sterren.
Ik verstop briefjes in mijn tas. Doe alsof ik het niet was.
Fatsoensridders versperren de weg.
Ik mag niet liegen over god. De liefde is mijn vriendin.
Ik leg mijn kaarten op tafel. Loop weg voor de ellende.
Maar niet gevreesd.
Het was slechts een onbekende
die jouw klomp brak met het oog op de verte.
Je ontspande en zag: Het zijn maar letters.