De geur van wier en teer
De geur van zee
Het zout
dat ik op mijn lippen proef
Even weer op adem komen
Weer rustig ademen aan de branding
Het schitteren van de zon op zee
een weldadig licht
Met half dichtgeknepen ogen
zoekend naar vage schimmen
Een meeuw op een rots zingt schel
Een golf rolt hard tussen de rotsen met aftocht van kolkend schuim
Met mijn vinger maakte ik een tekening in het zand
Een tekening dat werd uitgewist
Glad is het zand
Alleen de eeuwig wisselende tekeningen zijn te bekennen
door schuim en zand
Op adem gekomen op een middag langs de
branding lopend door het ruwe zand
Geluiden dragen verder en t'laatste zonlicht
Puren kleuren een verborgen gloed, koesterde ik