Wegen, velden, een kerk met huizen.
Hij telt ze fluisterend.
Zijn bloed is snel, de lucht is zuiver
luister
vanaf hier lijken mensen meer op muizen
Ze lopen in cirkels,
kopen hun waar,
maar, zei de havik,
ze zijn nooit echt klaar.
Hij schikte zijn veren,
maar beging daar een fout,
nadat hij zich fatsoeneerde,
was zijn laatste veldmuisje
koud.
Hij spreidde zijn vleugels,
trok zich terug op zijn nest
Hij sprak:
-
O ijdelheid, straf van de ogen,
wat vervloek ik mijn zicht.
Laat vieren de teugels,
word licht.