De stemmen schreeuwen.
Het is nog niet voorbij.
Een lied is niet zomaar over
zo één, twee, drie;
een laatste wals is snel geschreven.
Nog steeds schreeuw ik niet terug.
Ik hou me stil en klein en in mijn hoekje.
Ik ben een kind
en zij zijn een groep monsters.
Rennen gaat niet; vrijheid is uit den bozen.
Ik zit hier opgesloten
tussen menen
die al lang niet meer bij mij zijn.
Ik ben alleen.
En da’s nog wel het ergste.