Er was eens een zwaan. Als hij in het water van de vijver keek, zag hij zijn mooie veren niet. Hij zag enkel het grauwe dons van het kuiken dat hij ooit was geweest. Hij voelde zich nog steeds als dat kleine kuiken.Hij hoorde nog steeds de woorden die toen werden gezegd. Hij durfde zichzelf niet te laten zien, wilde nooit alleen zijn. Hij wilde kost wat kost in beweging blijven. Daarom had hij elke dag een hele drukke agenda. Hij vloog van activiteit naar activiteit. Ook al is hij nog zo buiten adem deden zijn vleugels pijn, hij kan niet stoppen. Al dat gevlieg van hier naar daar gaf de zwaan het gevoel dat hij de controle over zijn leven niet zou verliezen. Hij wilde zelf de regie van zijn leven in handen houden. Hij wilde voldoen aan de eisen die door de andere zwanen werden gesteld. Als een andere zwaan vroeg om zijn nest te helpen herstellen of om samen met andere zwanen naar een feestje te gaan, stond hij meteen klaar. Maar vooral wilde hij voldoen aan de eisen die hij zichzelf stelde. Hij wilde succesvol, gewaardeerd en geliefd zijn. Hij moest een leuke, goede, sterke partner hebben. Hij moest groeien, sterker en slimmer worden.
Ondanks de dagelijkse drukte vindt de zwaan zijn leven saai. Hij is op de vlucht voor zichzelf. Hij is bang voor de leegte, de banaliteit, het gewone van zijn eigen leven. Hij heeft geen oog voor de mooie dingen die in zijn leven plaatsvinden. Hij kan zich niet laten raken door een vriendelijke glimlach, een goed gesprek, een geslaagd karwei, een mooi schilderij, het mooie landschap dat hij ziet als hij vliegt….
Al dat heen en weer vliegen... Hoe kan hij dit stoppen?
Het lijkt wel of afremmen alleen al heel veel energie kost. Hij denkt : “Ik moet toch op een of andere manier hieruit kunnen stappen? Ik heb een pauze nodig om tot mezelf te kunnen komen.” Om dit te kunnen doen, bedacht hij, moet ik bewust mijn eigen beslissingen durven nemen. Ik moet trouw kunnen blijven aan mezelf en aan wat ik wil. Hij vroeg zichzelf af : “Wat wil ik met mijn leven? Hoe geef ik vorm aan mijn leven?”
De zwaan was vast besloten. Om af te kunnen remmen ga ik eerst leren om de wensen die ik heb op te merken. Ik ga leren om de groei mogelijkheden die er zijn te benutten. Ik ga leren dat ik zelf verantwoordelijk ben voor de kleur in mijn leven. Ik ga leren om IK te zeggen want ik ben waardevol. Het is goed dat ik besta. Ik ben nodig op deze wereld. Ik heb op deze wereld een bijdrage te leveren, een unieke bijdrage die alleen IK kan leveren.
Op deze manier kan ik ontdekken wat echt leven is, ervaren dat ik leef. Kan ik genieten van alles om me heen. Als een andere zwaan bij me is, zal ik kunnen genieten van zijn aanwezigheid, kan ik lachen om de grappen die hij vertelt. Als hij iets zegt of doet wat me boos maakt, mag ik boos zijn. Ik zal die boosheid aan hem kunnen laten zien, net zoals ik mijn lach kan laten zien…