Soms klinkt er een demonische stem door,
springerig, uitbundig of druizend dolkomisch,
ze likte haar veulentje schoon, liefdevol kinderlijk,
haar ranke lijfje vol wollige vacht en open.
Een verzameling banaligheid en gehinniklach:
vloeide daar waarschijnlijk voort uit de spontane Milena
met zwarte, gekrulde lokken en donkerblauwe ogen
en een sporadische klap op haar duivelsring.
Door deze mijmeringen heen zag ik het obligate:
het bijna naïef lachje dat steeds verdubbelt
- in vuur en vlam en fellend glinsterend -
maar toch de spreekimpulsieve tong van de Irissen.