Verzonken in lilablauw staar ik naar het plafond.
De lichte muren nog grijs. De gladde vloer nog koud.
Ik kan niet meer winnen. Weet, zij maakt geen fout.
Altijd ben jij nader. Draag ik je bij me.
Vaker denk ik: 'zullen we?'. Nooit zijn wij getrouwd.