Met de kat in zijn armen opgesloten,
kijk hij neer over zijn geboorteplek,
thuis, het hoort thuis te zijn, toch
een vreemdeling.
Jij bent ziek en ik kan niet zonder jou,
Jij gaat dood en ik wil dood, dus we
springen in de diepte die ons niet
redden zal of tegen houd.