(Uit ‘De zuster Kronieken”)
Interview met een non…
(Deel III “zuster Emmanuelle”)
Gedesillusioneerd keerde ik terug naar mijn beschermende woning,
naar de zuivere lucht die niet naar oud verval en slechte herinneringen rook.
Ik was van plan om heel die historie van de nonnen achter mij te laten en wou mij
toeleggen op de studie van nieuw leven in plaats van een dode geschiedenis.
Ik schonk me een kop koffie in en nestelde me voor mijn schrijfmachine,
(Wist ik veel dat aan mijn plan sneller dan verwacht een eind zou komen)
toen plotseling de telefoon overging. “Hallo” sprak een stem die mij niet bekend
in de oren klonk, “hallo” antwoordde ik wat argwanend. “Mijn naam is zuster Emmanuelle
en ik heb begrepen dat jij op zoek bent naar antwoorden” klonk het aan de andere kant van het toestel. Sprakeloos en met de mond vol tanden stamelde ik iets onsamenhangend in de aard van euh hum euh misschien euh ja ja ja. “ Kom morgen om 10 uur maar terug naar het klooster jongen, dan zal ik zien wat ik voor je kan betekenen” waarop ze de hoorn neerlegde.
Ik stond aan de grond genageld, was geheel uit mijn lood geslagen en kreeg de rest van die dag geen hap meer door mijn keel. Die nacht sliep ik nog onrustiger dan anders, nachtmerries reden door mijn hoofd, nachtmerries met op hun rug bezwerende nonnen die naar zwavel en gestorven levens geurden. Meer dan eens werd ik badend in het zweet wakker, bang om opnieuw in slaap te vallen, toch gebeurde het telkens weer!
Woensdag 9u30, Ik twijfel of ik wel wil gaan, want waarom juist ik, ben ik niet één van de miljoenen op deze aarde die met dit soort van vragen zit. En weet zij de waarheid dan misschien? Toch maak ik me klaar en vertrek, op straat zijn mijn gedachten voor niemand toegankelijk en sterk ik me aan de wetenschap van het leven en dat daar geen enkele god of hogere macht aan te pas voor moet komen.
Ik bel aan aan het klooster en een inmiddels vertrouwde stem vraagt me voor wie ik kom, pas dan ziet ze dat ik het opnieuw ben, waarop ze zegt “wat nu weer”. Ik zeg dat ik een afspraak heb met zuster Emmanuelle en zij fronst haar wenkbrauwen. Ik hoor sleutels die tegen elkander slaan en verschillende stemmen die mompelen. Dan gaat die loodzware poort open
met veel gekraak en gepiep en in het licht van een zware kaars ontwaar ik een donkere schim.
Ik sta perplex, als man die reeds een oordeel klaar heb, alsof ik reeds mijn vonnis geveld heb
kijk ik recht in de ogen van mijn moeder, een gewaarwording als in een droom. De uiterlijke werkelijkheid heeft een naam, zuster Emmanuelle.
Ik, ik, ik heb gefaald in dit leven vertrouw ik haar in alle stilte toe, haar antwoord slaat me met verstomming, “ik ook mijn zoon, ik ook”
Ze neemt me mee naar een zaal waar de geur van angst en geheimdoenerij niet zo permanent aanwezig is en ga zitten op de stoel die ze me aanwijst. Ik neem haar in me op van kop tot teen, bekijk haar gezicht en wen dan de ogen af van die van haar. Hoe oud zou zij zijn vraag ik me in stilte af, waarop zij zegt 53. Ik zeg excuseer, zij antwoord opnieuw 53, dit is mijn leeftijd. Waarop ik door de grond wil zakken van schaamte, schaamte dat ik zo naar haar staarde.
Zonder iets te vragen begint ze te vertellen. “Wat weet ik van wat god van me verlangt,
hoe weet ik hoe ik me moet gedragen op dit moment. Niets, niet… (Stilte vult het lokaal!)
Dan gaat ze verder,
er zijn zoveel mensen dat god nooit voor iedereen een beslissing kan nemen, en er zijn er zoveel die denken dat ze dat dan maar in zijn naam moeten doen! In hoeveel kerken en kloosters op deze wereld zitten er momenteel gelovigen die bidden tot hem, zonder de gewone mensen niet te vergeten.
Bidden is een werktuig mijn zoon, maar men mag er geen misbruik van maken.
Ik heb meer gebeden dan dat god me verhoort heeft, maar ik zal altijd wel zijn dienares blijven. Ik bid nooit wou ik zeggen, maar ze doet teken dat ik nu nog niet mag praten.
Ik zal altijd diegene zijn die daarvoor in de wieg gelegd is, altijd diegene zijn waar hij op kan vertrouwen, maar geloven in mezelf… nee, enkel in hem. Ik ben sprakeloos,
we staan recht en zij is plots geen bekende meer, zij voelt vreemd aan.
We gaan de zaal uit en ze begeleid me naar buiten. Zij is plots de hemel, ze voelt aan als die hele blauwe lucht die hoog boven onze hoofden is. Totaal ontredderd laat ze me achter, en ik vraag me af, heb ik nu het geloof overwonnen of heeft zij me gewoon gebruikt?
Nee, de onmogelijkheid die deze ontmoeting met zich meebrengt drijft me tot het bittere,
hier wil ik niet aan deelnemen, maar toch, toch keer ik keer op keer terug.
Ik moet verdomme wat anders verzinnen, of ik word knettergek…
esteban 16 Juli 2012