(Uit “De zuster kronieken”)
Interview met een non
Deel V “Dame Scholastique”
En dan werd ik bij Mère Prieure ontboden.
Voor de eerste maal mocht ik de spreekkamer van hare heiligheid betreden.
Ik heb nooit de zusters liefgehad, ook al voelde het anders, maar mijn ziel
voelde niet de gelovigheid die nodig was om deel te nemen aan de verbeelding
van deze schepsels. Zuster Godelieve of Mère Prieure wist van mijn ongeloof,
hoe ze het wist is tot op de dag van heden nog altijd een raadsel. Maar ze wist het!
Onwennig had ik plaats genomen op de stoel die ze me theatraal aanwees
en keek wat naar de toppen van mijn schoenen. Al die tijd zweeg ze.
Ze bekijkt me met het onbehagen van een getormenteerde ziel
en met het duistere gevoel van het onbegrip.
Ik zal sterven spookte het door mijn hoofd, ik zal sterven.
Na vijf onmenselijke minuten hoor ik plots haar stem die spreekt.
Toen jij hier nog niet was, dacht ik dat iedereen gelovig was, dat iedereen
van Christus hield. Ik hou van hem, zoals ik van de maagd Maria hou.
Religieus zonder meer, maar nu ik naar jou kijk besef ik dat er toch nog veel werk is.
God is groot in al zijn alwetendheid, maar omdat jij bestaat zie ik hem nog beter.
Ik voel me misselijk worden en zij biedt me een glas water aan.
Wij geloven dat er slechts één god is, schepper van hemel en aarde,
en soms op dagen die volmaakt om dragen zijn vang je wel eens een glimp op van hem.
Dan vraagt ze me waarom ik schoonheid en liefde zoek in dingen die levenloos
en zonder betekenis zijn. Ik antwoord niet, weet ik veel waarom! Gelovig ben ik niet,
maar heel misschien als ik ziek werd en op sterven lag zou ik me bekeren, maar zeker
is dat niet, nu nog niet. Het mysterie van de dood, of ik weet wat dat wil zeggen.
Wederom blijf ik haar het antwoord schuldig. Dit begint meer en meer op de
Spaanse inquisitie te lijken.
Kom ga mee zegt ze duidelijk geïrriteerd. Haar grote bos sleutels bengelt aan haar zwarte habijt en ze neemt me mee naar de zolder. Deur na deur doe ze voor me open. Allerhande
relikwieën, kruisbeelden en oude schilderijen staan her en der tentoon gesteld.
Dat alles is onecht, denk ik bij mezelf, dat alles wil niets zeggen.
De non wendt het hoofd af van zoveel ongeloof, dat ze werkelijk mijn gedachten kan lezen
voelt aan als een kaakslag,
Op de bovenverdieping leer ik het lijden kennen. Hier worden de zwakzinnigen verpleegd.
Hier is het dat de zoon van god verblijft, al is zijn naam niet Jezus maar Ronny, toch blijft hij
bij hoog en laag beweren dat hij de zoon van is. Mère Prieure zegt dat zijn pijn ook de hare is.
Eventjes speelt de vraag of hij dan de broer van is, maar wijselijk hou ik mijn mond.
Hopelijk heeft ze deze gedachten niet gelezen.
Barbaarse therapieën doen mij angstvallig zoeken naar de weg hier vandaan, maar zuster Godelieve zegt dat je hier altijd binnen mag, maar nooit meer weg kan. Niet voor het eerst vandaag zie ik haar als een grote boze heks. Volg mij, kraakt haar stem door de dode gang.
Langs een eeuwenoude trap dalen we af naar de hel, maar tot mijn verbazing blijken we plots in de hemel te zijn beland.
Duizenden flessen wijn liggen opgebaard als was het het lichaam van Christus zelve.
Met gespeelde verontwaardiging bekijkt ze mijn verbazing.
Ook dit is mijn levenswerk vertrouwd ze me toe, dit beschouw ik als de beloning voor een
levenlang boete doen, waarop ze de poort van de hemel sluit en de grote sleutel onder haar habijt verberg. Mijn toer doorheen de resten van een duister geheim zat erop en ik mocht beschikken.
Een god of andere hemelwezens, altijd heb ik het illustere idee gehad dat boven mijn hoofd
er niets is om in te geloven en gelijk een in zijn glazen kooi gevangen slang houd mijn verdorven ziel zich in bedwang en blijf ik nonnen verzorgen, verzorgen tot ook ik dood ga.
Hen begrijpen, hoogstwaarschijnlijk niet, maar van hen houden, nooit, daarvoor zijn ze me net iets te schijnheilig…
Einde
esteban 18 Juli 2012