Ik kan mij niet aan zwaartekracht onttrekken,
noch een gat slaan in overbeladen tijd.
In wil mijn gezicht met schaduwen bedekken,
teneinde te schuilen voor zichtbaarheid.
Verblind door de keerzijde van de maan,
wil ik gaan langs onbetreden patroon.
Op de tast door een onderbelicht bestaan
zonder horizon van vastgeklonken sjabloon.
Contouren zijn soms nog niet definitief
en aan kneedbare weekheid onderhevig.
Bij de gratie van een ander perspectief
lijkt berekende grond toch minder stevig.
Ik spiegel mij aan de andere kant,
de frontale aanblik pijnigt mijn ogen.
Immers, een aanslag op gezond verstand
behoeft niet meer dan minzaam gedogen.