Wanneer het bron des leven de aard verlichtEn de zwarte mist der nacht voor haar moet wijken
Zij laat hare stralen door de zomerse dag strijken
En dankbaar doet elk boompje en bloemetje haar plicht
Zodra de boom en bloem de lieve zon ziet prijken
Dan veert zij op en geurt zij gericht
en wordt zij de geurendrager van dit gedicht
Ik moet jouw aan de zon gelijken
Samen met jou zijn is een levenskans
En je hebt dit met jouw zonneblik geschapen
In mijn hart glanst het, het is door jouw glans
Je hebt in mijn armen geslapen
Je legde jouw dromen in mijn armen en borst
Wanneer de mist weder verschijnt bescherm ik jou tegen de vorst.