Het was herfst negentien negennegentig. De bomen onderweg naar spoorwijk stonden er treurig bij. Alsof de takken, naakt, de schuldige aanwezen , de schrale novemberwind. Ik had het niet koud. De gedachte, tegen beter weten in, dat ik hem weer zou zien ontbrandde een kacheltje in mij. De laatste meters naar zijn portiek nam ik een sprint. Haastig zette ik mijn roze Batavus op slot. We waren de dag daarvoor nog samen, toch had ik hem ontzettend gemist.
De geur van verse koffie kwam mij te gemoed en mijn zicht werd verrijkt door zijn knappe verschijning in de voordeur. Zijn lach ontspande mijn hart. We vlogen elkaar in de armen, even vergat ik wie ik was. “ Laten we je fiets eerst in de kelder stallen, lieveling.” Zei hij zacht. Ik realiseerde mijn achteloosheid. Discretie was een pre en zeker geen luxe.
Binnen lag Moshi zoals gewoonlijk op de bureaustoel te slapen. Ik kon het niet laten haar te plagen en kietelde het natte neusje. Steve nam mij van achteren in zijn armen en tilde mij op. ik fladderde met de mijne, deed alsof ik vloog. We waren gelukkig samen. Hij vulde mij aan, ik hem. We voelden ons innig verbonden ondanks of juist mede, de stand van zaken.
Het was tegen elven toen we een geluid hoorden dat uit de keuken leek te komen. We dachten dat het de kat was en sloegen er geen acht op. Half naakt en in elkaar verstrengeld lagen wij op de bank ‘Some like it hot’ te kijken. We deelden de passie voor oude films. Niet veel later ontwaarden wij nog een geluid, dit keer was het luider. Ik keek snel om mij heen en zag dat Moshi op het raamkozijn zat, aapjes te kijken.
Steve stond op en liep naar de gang en ik spoedde mij naar de slaapkamer.
Terwijl ik bezig was mijn jeans aan te trekken hoorde ik Steve ‘Vlucht!’ roepen en daarna een oorverdovende knal. Een ongekende emotie gierde door mijn lijf. In shocktoestand begaf ik me naar de gang. Steve lag bloedend uit zijn hoofd op de vloer. Ik stond oog in oog met de dader. De loper van de pistool was op mij knieën gericht. Met een grimas op zijn gezicht zei hij: “Nog veel dansplezier.”
In de verte hoorde ik de beroemde citaat “Well, nobody’s perfect.” Zijn helzwarte baard was het laatste dat ik zag.