Ze is er weer
Ze is er weer.
Eens in de zoveel tijd gluurt ze om het hoekje van mijn slaapkamerdeur.
Van mij hoeft het niet.
Maar ze luistert niet.
Ze is brutaal, nodigt zichzelf uit.
Spookt hele nachten door mijn huis.
Ik ben nergens veilig.
Ze houdt me weg bij mijn dromen.
Waarom ze bij mij wil zijn, blijft een raadsel.
Al mijn hele leven volgt ze me.
Ik heb het tot nu toe altijd gerooid,
maar wennen zal het nooit.
Iedere keer als ze zich meldt baal ik weer.
Mijn droom dat ze is verdwenen spat telkens uiteen.
In het begin kan ik haar nog aan,
laat ik me niet zomaar uit het veld slaan.
Maar ze is gemeen, ze weet van geen ophouden.
De reserves in mijn lichaam raken op,
op den duur zijn ze uitgeput en
is het toch echt gedaan.
Dan heeft zij haar zin weer gekregen,
heeft ze het weer voor elkaar.
Dan ben ik kapot. Bekaf. Helemaal op.
Ze is er weer.
Ze heeft weer eens gewonnen.
Ik moet me aan haar overgeven.
Een kwestie van overleven.
Ik ben er wel, maar toch ook niet.
Voel me soms net een zombie.
Hoe langer ze me lastig valt met haar bezoek,
hoe meer ik haar vervloek.
Het is moeilijk. Het is zwaar.
De buitenwereld vindt het raar, lijkt het niet altijd te snappen;
je ziet haar aanwezigheid niet.
Het liefst sluit ik me in die periodes op in huis.
Dan hoef ik het niet uit te leggen.
Maar ik weet dat dat niet de juiste manier is.
Dus moet ik haar maar accepteren.
Ik wacht net zo lang totdat ze me weer met rust laat.
Want dat is wat ik wil, dat is wat ik mis.
Meestal blijft ze lange tijd logeren
en moet ik het al die tijd ontberen.
Het valt niet mee,
maar ik blijf knokken.
Ooit zal ik van haar winnen.
De hoop dat ze weer weg gaat, houdt me op de been.
Ik wil me niet aanstellen.
Heb een hekel aan klagen en zeuren,
maar ik zou zo opfleuren als ze me definitief zou verlaten.
Ik wil van haar af, haar dumpen, haar kwijt, haar nooit meer zien,
ga weg jij spook van slapeloosheid.