De vloer is koud. Ik bijt op mijn nagels.
Voor me: Een witte muur, gebogen roest.
In stilte verdwijnt mijn gedachte.
Mild is de wind. Ik raak haar aan:
Ze is nog steeds dezelfde.
We praten alsof het was:
Een droom, een droom , een droom.
Onkruid in potten, lood langs de gevel.
Ik droom, ik droom ik droom.
Vroeg zijn de ezels. Ik wil geen sigaretten.
Alleen moet ik denken. Alleen is de twijfel.
Was het leven maar eenvoudig.
De warmte spoelt de stoute heibel weg.
Droog zijn mijn sokken:
Ik ben geen onbekende.
Ik droom, ik droom, ik droom.
Er stromen sterren door de hemel.
Aan de andere kant sta jij.
Tussen doorgaan en wachten lacht de dood.
We lopen op rozen.
Kijken verder dan een verrekijker.
Een nieuwe ochtend ruist voorbij.