Het zijn maar een paar stappen
naar de uiterste randen van de dag.
In dit domein van gesluierde atmosfeer
gaat zelfs hardnekkig licht overstag.
In het grensgebied van eb en vloed
is niet helder wat waar is en wat niet.
Een zee van zand doet verstikken
en oneindig water is alles wat je ziet.
Deze ongrijpbaar gekrenkte geluiden
uit wezenloos vergrendelde kluizen
klinken als de laatste stuiptrekkingen
van de levenden uit de dode huizen.
Onder het geknars van vertrapte stenen
is haar stem hoorbaar uit het graf.
Slechts merkbaar in gedurig verlangen
en aanwezig waar zij zich ooit begaf.
Nabije stilte is in ijle rook gesmoord,
haar geluiden zijn voorgoed gedoofd.
Het paradijs is in verbeelding gehoord
en gezien door ogen, van licht beroofd.
Een vinger van versteende eenvoud wijst
de weg zonder te verdwalen in het verleden.
Een bries trekt aan het verlangen voorbij;
het hier en nu is in eigen lijf en leden.