Zij droomt van het dromen, en de gloren
der zon glom tegen het golven van de zee
welk reflecteerden op heure kleedsel, lieverlee.
het slapen deed haar blozen tot over de oren
Zij lag thans te dromen, zo mooi en alleen.
haar wangen werden nu kleur te blozen.
Op de wind deinde de geur van rode rozen
en haar geeloranje enigermate doorscheen.
Zij heeft haar armen stil gebogen
de tenen sierlijk op de grond gezet
Ze bloost van het slapen en onbewogen.
Haar rol in het geheel is drukbezet.
Niettemin is ze een lust voor de ogen
Ik zou oeverloos toezien op dit portret.