De zon schijnt.
Che Gevara: Je houdt me bezig.
Oneindig, eindeloos lang bezig.
Gestoord, gek, moe, uitgeteld, wanhopig, ziedend, geimplodeerd word ik ervan.
Bij de bushalte staat ze te wachten. Ik neem nog een extra blokje om.
Haar dochter zegt dat ik de spanning uit moet zitten. Ik sta te trillen.
Bij terugkomst is ze met de bus vertrokken.
Ik inspecteer het hokje, de reclame, de mensen, de vogels, haar stoel, de grond.
Er ligt een platgestampte menthos, er zit iemand anders.
Geschrokken kijken we elkaar aan. Snel loop ik door.
Drieentwintig dagen later ben ik thuis.
De warmte doet mijn lichaam herinneren aan haar in het bushokje.
Ik knijp mijn ogen dicht. Raak haar bijna aan.
Daarna droog ik mezelf af.
Met mijn ongeboren kind stroomt het badwater weg.