Toen, dat tijdperk voordat jij
Verstoten door de tijd
stond ik hier zo verdomd alleen te dolen
Maar alras genas ik van de schemering
je knipte licht aan voor het blinde kind
dat het vertikte te verdwalen
en de niet zo doodgewone mens in mij
had anders nooit geloofd
dat de wereld ook nog daar kon zijn
voorbij de wolken
Wat werd ik sterk toen jij zo heerlijk
Toen wij daar hand in hand een poos lagen te rusten
De spiegel voor mijn kop
het schild van mijn verborgen ongenaakbaarheid
weerspiegelde hoe jij zo mooi
hoe lelijk zij daar konden wezen
Maar onkwetsbaar was ik voor de woorden plots
Ze gleden van me weg als water van een eend
Zo kaatste alles van me af tot nu tot jij
Tot ons opeens zo ver voorbij
Je stem is mank alsof ze stokt
Ze sijpelt door het harnas heen
Harde woorden tranen op mijn ziel
en strooien zout in alle wonden