Ik voel nog de geknepen hand,
of dein op de schouders mee.
Soms hoor ik het piepen van zijn been.
Zijn gewonnen beker stond op de tv.
De slome zon leunt tegen het raam,
huidplooien kerven zijn gezicht.
Gesloten ogen vragen om stilte,
wat wil ik zeggen in het laatste licht?
Van alle ondenkbare dagen
houdt nu de gevreesde dag halt.
De handdoek onder de kin is opgerold
zodat zijn mond niet openvalt.