Daar lig je dan, op zaal.
Omringd door de turkse maffia,
Wie zonder enig spijt
je dochter hebben ingelijfd.
Elke zuster is een bouwvakker
Want dat zijn ze; ruwe handen
Zonder voorzicht,
Ze doen hun werk.
Je zoekt je suf naar je stoel
Je bureau stoel.
Of nee... een stukkie van je stoel.
Want dat is het, met recht een stukkie.
Eerst was je bijna dood
Nu lees je ons de les met verhalen
Verhalen waarvan de koe geen wanten weet
Praatjes voor tien en schoenen gevuld met lood.
Want ja, de "Turkse Maffia"...
Dat woord wil je niet meer horen
Maar ze hebben je dochter uitgedaagd
Twee van die bouwvakkers uit te moorden.