Om te aarden in een bodem, woest van grond,
drijven dunne velden landinwaarts
uit de kluwen van de nacht, richting morgenstond.
Aan de oevers van naderend welbehagen
vangen steile stranden een golf van ijdele hoop,
in verdronken vaarwater ten grave gedragen.
Het is onbekend hoever wanhoop kan zinken
naar de laagten van de zwaartekracht,
voordat verkalkte echo’s onderaards klinken.
Een vlucht naar stille bossen lijkt zonneklaar,
daar is de massa onder humuslagen bedolven,
doch zelfs hier is ongenade niet verhandelbaar.