Treuren is voor mietjes,
wanneer droefheid weer eens aanklopt,
monotoon en zwart
zeg ik gaat heen, ik ben van steen
de zalen van mijn hart
zijn koud en leeg
dan antwoord zij:
ach, hoef ik jouw recht
mijn beklag vraagt geen onderdak
de strijd van jouw geest
Is bij lange na niet beslecht
jij, muze van al mijn tegenspoed,
jij geniet van mijn leed
strompel toch weg
ik ben van graniet
bovendien is jouw lijf veel te lomp
ik ben niet meer dan een deel
van jou, fragiel zoals jijzelf
was het jouw perspectief
die mij voedde tot zijn lief
verwijfd en verwaand wil jij
binnenkomen om mij te bezwaren
tot dat ik zwicht onder ongeluk
bespaar je krachten maar
voor een ander
ik ben van steen,
mij krijg je niet stuk