mijn wil, de dood die ik zoek
al staat het gekrast in mijn nagelriem
de gesp, de gesp was te scherp en wellicht
te begaafd om mij te personaliseren
in een besef dat geen geweten kent
terugkomend op de dood, de nacht is geen
huiler maar oogt zeer voldaan nu het blad
in haar nerf het sterven heeft herkend, ik hoor
een galop, de herfst davert door mijn kop
het aangezicht dichter, het aanspreekpunt
verdicht zich zachtmoedig in wispelturige
momenten, aantijgingen zijn levensmoe, het zegt
; welkom bij de club
neen, hoe afzijdig ik me ook houd het leven
is ondernemend en dat is wat ik doe ….