Ben jij degene die ik ooit zag,
die lach steeds, maar, nooit van slag.
Of waart ge er altijd al, eindeloos verstoppend
tot het moment waarop ik je blik stal.
Zult ge degene zijn wier leven ik zal mogen kussen
trippelend samen, waarna ik je waanzin zou blussen
Of blijft ge immer hangen aan mijn hemeltraan
van blijheid tot gij zou
doodgaan.
Ik zou je verzinnen, beminnen,
je hartslag winnen.
en dan zouden we sjansen, dansen
op 't ritme van garende pasta, van luidruchtige liefde
van fijngevoelige fantasie, tot het vage, het vreemde
het allesomvattende
maar gij zijt doodgegaan.