Lichtende wolken in het schermer,
eiland in de donkere zee,
grote zware dennen omgeven
een leeftijdsloos kasteel
gekomen uit het duister en ’t verleden
verrijst, al leunend op zijn zwaard,
de man voor het front van ’t oud kasteel
als in legende van weleer,
toen hij rechtop stond in wilde wind,
zijn rok tegen zich aangewaaid,
de schepen door de wind opeen gedreven
om weg te ijlen in de morgenstond,
schepen, krakend in het donker
en zo met zeildoek overlaan
dat in de donker van de hemel
hun zeilen de sterren teloor deden gaan…
In de nacht, de zee is warm en donker,
bekleedt het eiland zich met waas
en het verleden, sterrenloze nacht,
Lost op in de nevels van de slaap.