ze lacht soms om eigen bodemloosheid in
de krokodillentuin van haar liefelijke en te-
leurgestelde franse halskettingen die rinke-
lend de nieuwe middagzon weerkaatsen waar
de bloemen nog om regen snakken en de slak-
ken in het puffend kacheltje lispelen dat de
zomer wel erg heet is in ver verleden toen
dat eigenwijze kind met een draadje rode wol
bronzen koningen tot leven wilde wekken en
ik een ezel op het koperen plaatje etste - of
komt ze niet uit haarlem waar de olie en het
geheim in nog duizend andere woorden tot diep
in de nachtelijke maansverduistering het lied
zingt dat de groetenis weerkaatst in haar ogen