Bladeren van alle getijden,
op drift door tijdloos glas
van wederhoor of flessenhals,
hebben in weerwil van de dag
de ogen met wimpers gesloten,
anders zouden zij zijn als
lankmoedige waarheden,
verward in uren die slaan
als zogende zweepslagen
aan eiken, wijkend voor de wind
om te prediken zonder
zelfs maar kort te versagen.