Het was een meisje als zovelen
En het kon niemand wat schelen
Dat zij hier ergens bestond
De mensen keken hier maar wat rond
Niemand leek echt geïntereseerd
Ze hadden hun les niet geleerd
Het meisje zat huilend onder de kerk
Ze had veel te veel gewerkt
Tranen met tuiten om iets wat niet bestond
Maar één vrouw die het wat schelen kon
De rest liep maar wat voorbij
Nee ze hadden geen aandacht, geen aandacht voor mij.
Wat heb ik daar zitten huilen tranen met tuiten
Omdat er iets gebeurd was wat ik nu niet wil uiten
Eenzaam en verlaten in een hele vreemde stad
En ook nog eens buiten geweest voor een onzinnige nacht
Verdwaald in mezelf, verdwaald in de straten
Zo eenzaam, zo koud, door de war en verlaten
Niemand keek op of om. Het kon ze niets schelen
Ik was maar een raar kind of een zwerver zoals zovelen
Ik was bevangen geweest door een hele vreemde waan
Over het vernietigen van de aarde, de zon en de maan
Over vogels en prinsessen en hele wijze lessen
Maar nu moest ik naar huis, het was al over zessen.
Ik voelde me zo raar, tassen vol met spullen
Ik maar denken dat ik een queeste kon vervullen
Maar helaas zat dat er voor mij niet in
Het was iets wat ik eigenlijk alleen maar verzin
Dat wist ik alleen zelf toen niet.
Wat deden me die dingen toen ontzettend veel verdriet
Want wat kon ik zeggen of doen aan deze waan?
Wat zou jij doen, als je dacht dat de wereld zou vergaan?
Eenzaam buiten, verlaten en koud
En Het idee dat niemand daarbuiten ook maar echt van me houd
Wat een nachtmerrie, wat een nacht
Wat houden mijn hersenen mij in hun macht
En niemand, niemand kon het ook maar wat schelen
Ik was maar een raar kind, of een zwerver zoals zo velen