Broos
Zoals ik voel dat er een storm komt
die raast vanuit een grote onmacht
zo verslaat zij het willen, de steun
zo verdampt de veerkracht.
De wind roept weerstand op en giert
op een harde ijzeren plaat die barst
die barst, kraakt en scheurt steeds verder
tot hij een zachtheid blootlegt.
Geduld, niet doortrekken, wachten
op een opening, op de wil om te buigen
want buigen moet ik, vroeg of laat
ik de overgave komen uit mijn maag.
Er is geen eer te halen, slechts pijn
van herkenning en woede, onvermogen
schuilt achter die boom, die stam
waarop haar leven leunt.
Hij groeit en barst door de bliksem
en de bast bedekt de wond met liefde
bloedend trekt het spoor naar morgen
als de zon weer brandt en schroeit.