Voor mijn tafelvrienden,
om moed te kunnen vinden in de wirwar aan gevoelens
wens ik wijn te drinken, schenk in, beste
opdat mijn geest zich kan laven aan de druif van Lafitte
ruggespraak vind om te kunnen dichten zonder
dat de rappe tong van Melpomene de vliegen vangt,
laat dansen op de melodie van haar tragiek
kom schuif aan dierbaren, laten we ons samenzijn
Bacchanaal vieren, geen glas is te groot geen bokaal
te wijd om deze aangename tijd op zijn Grieks
te spenderen daar alleen de lieve heer de kunst
verstaat om van water wijn te creƫren
ter ere van elke persoon aan deze tafel ontkurk ik
de beste fles na de ander en placht plagiaat
te vermijden al waan ik mij soms reisgenoot van
Odysseus dan weer van Dante, blijf ik nuchter
ontwaken door het klinken van onze glazen
daarom, hink ik hier en daar, in regel blind
zoek ik naar mazen in de webben
dan speelt de muze ongetwijfeld met een gebarsten trom
maar de nacht is nog jong, de maan zilverblond
laat de lyriek ebben dan weer vloeien,
wispelturig de uren vullen totdat
de morgenstond met rossige vingers de zwarte spinnen
wegplukt van een witte muur
ik herhaaldelijk en zonder veins proost op
dat ik komend jaar een betere vriend zal zijn