't Wordt nooit niet ongedaan
'k heb 't zelfs nooit verstaan
't blijft een open vraag
nadat je bent weggegaan,
jouw lichaam,
één gapende wonde
die 'k nam en schond,
zonder blikken noch blozen
gaf je elke seconde
de dag voor de nacht,
'k denk dat we ooit
minnaars waren
zei je dan schamper,
en liet marginalen
nadien proeven van de honing
van mijn eeuwige honger
naar jou,
op 't krakend ledikant
de tafel waaraan we zaten
de gammele stoel en 't divan
waarop 'k mijn symbolen
ooit in opperste verering
voor jou,
had nagelaten.