Hij voelt zich een leven lang solist
spelend op de tweede viool, vals
klinken de snaren, klankloos de hals
Als hij het nou onderhand eens wist
Waar de liefde zich toch vinden laat
niet in herinneringen aan hoe het was
noch op de bodem van het bruine glas
maar misschien wel gewoon op straat
Stoeprand, vlinders kruipen uit hun cocon
ze gaan met het maanlicht aan de haal
gaan ogen zien doorheen zwart plafond
Aan 't einde van zijn eindeloos gemaal
komt ze daar vanachter de horizon
steeds dichterbij— lantaarnpaal