"De zaak Druivenstein (Heropend)"
Ik leef in de wereld van de maan,
de wereld van de sterren,
de bomen, het water, de roze gesprekken.
Ik leef in de taal zonder iets te zeggen.
Op een kaart zonder hem te verzenden.
Als het zakdoekje wat ik niet had mogen leggen.
Als de uitzondering op de uitzondering,
de regel van de onderliggende gedachte
als ik even ben, alleen.
Je bent alles, een, de vrijheid.
Helaas ik ben geen rechter.
Bloemen zijn mijn linkse gewoonte.
De theekopjes van gisteren
sterven in de kast.
De minister mag met me vechten:
Alsof het niet anders was,
mijn waarheid van glas.
Dit verteerd verdriet uit het Westen.