Het is weet bijna zo ver,
Dan timmert het "Fijnfisjenie" aan de weg.
Dan gaan we weer vol gas,
Met een vol bierglas.
Lallend op de gezelligste muziek,
Het klinkt bijna ludiek.
Maar ow wat is het dan toch altijd gezellig,
Daarin ben ik heel stellig.
Want dan gaat echt iedereen los,
Je hebt rozen een hele bos.
Je hebt smurfen,
Die een pilsje wel aandurven.
Daarnaast nog engelen,
Waar je naartoe kunt hengelen.
Kortom carnaval komt weer,
En dat boeit me zeer,
En dat keer op keer.
Niemand chagrijnig,
En aan het begin nog rechtlijnig.
Maar als de avond verder is,
Smaakt mijn pilsje zeker niet naar pis.
En worden we goed zat,
Tot aan de bovenste lat.
Niks gaat boven het Lampengat,
Zelfs niet die ene schat.
Achja het duurd nog een maand,
Maar ik ben degene die nu al onzin uitkraamt.