Wanneer de bliksem uit het oosten,
het licht in’t westen heeft bereikt.
Komt de Zoon des mensen weder,
met grote macht en heerlijkheid.
Met groot bazuin en engelenkoor,
de grote Morgen is gekomen.
Gods kinderen geopenbaard,
en in Zijn armen opgenomen.
Die Hem verwachtten bidden zacht,
geschreven tekens op hun hoofd.
Zij zullen zijn aan God gelijk,
de overwinning was beloofd.
Zij stonden in het boek des levens,
hun namen geenszins uitgewist.
De doden stonden op de velden,
hadden hun naasten zo gemist.
Wat de mens zaait zal hij oogsten,
de zondaars slaan zich op de borst.
Ver weg is nu hun ijdele waan,
de engelen brengen scheiding aan.
Satan wordt gekerkerd en gesmoord,
Hij zal vergelden zingt het engelenkoor.
Vergelden zal hij een ieder op zijn daden,
eenvoudigen van geest gaan de and’ren voor.
Zij drinken van de boom des levens,
het Hemels Paradijs is ingewijd.
Tranen zal Hij van de ogen wissen,
heeft onze plaats al voorbereid.