"De wortel van negen"
Een speld breekt de stilte.
Een ontzichtbare tram rijdt geruisloos voorbij.
De aanleg van de nieuwe stijger laat op zich wachten.
De maan kijkt me aan: Je bent bij mij. Mij. Mij, mij.
Alsof alleen, tel ik rozen. De zon die zinspeelt op morgen.
De motten die dansen op zolder. Duisternis is maar een afleiding.
Vanmorgen ben ik weer opnieuw begonnen, maar weer is het hetzelfde.
Dan kijkt de maan me nogmaals aan: Je bent van mij! Van mij. Van mij.
Op de grond ligt een meisje. Ze kijkt niet blij.
Het water, de lichtjes, de blaadjes drijven.
Haar gezicht verdwijnt, verdwijnt, verdwijnt...
De maan, de maan, zij die mijn schaduw maakt.
Gewoon hier tussen de schreeuwende sterren.
Altijd dezelfde, zichzelf.
Een sirene,
de maan naakt.