Mijn hoofdpersoon schrijft in treinen,
op bussen, muren, achter blauwe gordijnen.
Mijn hoofdpersoon kan niet koken,
geeft me niet te eten, lult de oren van mijn kop.
Ogen heeft hij niet, net zo min een been of arm.
Verdriet is zijn tweede naam,
de meeste kennen hem als een doorzetter.
Onder zijn stolp ligt spek met andijviestamppot.
De keukenhulp schenkt verse jus over zijn bord.
Ik weet niet wat jij denkt en of het wat wordt,
maar als jij wilt dat hier sperziebonen staan.
Dan staan hier ook sperziebonen.
Zingen en ook spelen violen op de achtergrond.
Heeft mijn hoofdpersoon maanspringschoenen
en draagt ook de waard een schort.
In de hersenfilm kan het allemaal.
In gedachte, in verbeelding van het woord.