Elk krasje op je lichaam
de draadjes in je hand
om maar niet uit elkaar te vallen
je lange mouwen
rechts uitgerekt door het eeuwige gips om je pols
de ander ook al dagen niet gewassen
bloedvlekken
stof en vuil
de wekelijkse zucht en steun
om te moeten douchen
bange ogen glinsterend onder je vette haar
’s avonds zakken chips en tosti's
het verdriet weg eten van vroegere tijden
toen de helft van je gewicht nog sondevoeding nodig had
en ik
ik heb een vriendje
die liefje zegt en knuffelt en kust
bruine ogen, krulletjes,
spontaan, probleemloos, bijna perfect
legt hij zijn handen op mijn rug
en met zijn lippen op de mijne
kan ik niet meer dan zwijgen
hoeveel ik van haar houd.