Olie op water. De kunst die we beoefenen
is die van het in toom houden, beteugelen
de glans daarvan, de vele kleuren, bijna wild
De stilte zoekt in elke voetstap
wedergeboren te worden, maar heeft moeite,
Argwanend zoeken blikken, zoeklichten, de straat
tot aan het einde af, soms tot vergeten toe.
We gaan voorzichtig zitten, laten onze dranken
tot volmaakte stilstand komen in de glazen,
tot het vocht dat aan de wanden nog
aangebracht lijkt met een doel: te glanzen,
ons in ademloosheid te doen stollen.
Zo we hijgen, kloppen, tikken, bonzen,
En in zwaar langs allerhande oppervlakken,
Zo knarsen, wringen we het totdat het een aard heeft:
Van ons steeds losser, opgewekter is dan soms het willen erin, 's avonds,
als het plechtig stilvalt.