In afwezigheid toont zich de ander.
Bewoond door de ochtend, de zonderling
die strijkt op blote voeten.
Alles wat zij zegt is een leugen.
De straat parkeert de auto's.
Koffie rijpt in de zon.
De muur voor zijn gezicht
vertelt hem zijn waarheid.
Hij heeft ze gezien,
zijn onzichtbare vrienden.
Zijn vrouw heeft met ze gepraat.
Twee handdoeken hangen in de sneeuw.
Roerloos, bevroren. Het beeld staat stil.
Er gebeurt niet veel. Verkeer gaat verder.