Iedere nacht bedenk ik:
Het lijkt wel of de vogels boven mijn hoofd
mij uitlachen, als ik naar de supermarkt loop.
Ze roddelen want ik laat mijn meisje alleen.
We hebben alle twee de littekens,
die iedereen kan zien.
(en in dit aspect denk ik aan het leven en de dood en niet aan een relatie.)
Hier waar de centrale verwarming protesteert,
denk ik aan de drie pauwen in mijn tuin en de geleende katten.
Ogen gevuld met tranen kijken neer op mijn eigen leven,
vrouw, vrienden en familie zeggen,
dat ze van mij houden,
maar het is als de wind,
die langs je waait,
je voelt het wel maar pakken kun je het niet.
Mijn hart is altijd verdrietig en ik kijk altijd achterom terwijl mensen denken dat ik lach.
Misschien kom ik ooit nog terug, in de vorm van een bloem of een sneeuwvlokje.