ououo
weg weg weg
ogen vielen dicht, dicht, dicht
de maan bevroor het mannenkoor
monden gingen open, open, open
het eten moest dringend ervandoor
slaap toch, slaap maar, slaap waar
denk raar, denk tank, denk eens toch
oren dronken woord, woord, woord
de zon smolt een hele grote troel
voeten wilden lopen, lopen, lopen
de honger stillen was eerste doel
doe dan, doe maar, doe toch raar
voel baar, voel sprieten, voel anders
kelen smeerden hem, hem, hem
de remmende auto reed in ieders wielen
deuren knalden dicht, open, lopen
witte voetjes vast op het asfalt vielen
ououo