Vuurtongen branden mijn geest
dansen langs uitgesloten patronen
ziedend van verholen woede,
zonder hun ware aard te tonen.
Geblakerde paden
ik lik; les mijn liederlijke dorst
en brand voort.
Verterend doen zij het werk
begonnen met mijn gedachten
Geblakerd sterf ik nogmaals
een pijnloze dood.
(c) N&L, 27-I-02