Ik heb een droom gehad.
Ik heb gedroomd dat ik het grote geheel heb gezien.
Het grote geheel van het leven. Héél het leven;
het absolute geheel.
Het was een tekening.
Heel het leven stond op één tekening.
Alles stond erop. Iedereen stond erop.
Ieder zijn gedachten, gevoelens, emoties,
wat hen wakker hield 's nachts. Hun handelen, hun denken.
Alles stond erop.
Heel het geheel stond erop.
Op die ene tekening.
Een kindje had de tekening vast. Zij had het getekend.
Maar ze had moeten wenen toen ze dat deed en haar tranen waren op de tekening gekomen.
En daardoor werd alles wazig.
Toen werd heel het leven wazig.
Daarom is alles zo moeilijk.
Ik sta niet op de tekening.
Ik heb ze vast, ik heb ze gemaakt en zitten wenen.
Dus misschien is dit enkel mijn groot geheel.
Mijn geheel van mijn leven.
Iedereen stond erop.
Ieder zijn gedachten, gevoelens, emoties,
wat hen wakker hield 's nachts.
Hun handelen, hun denken. En dat;
Dat allemaal, is wat mij wakker houdt 's nachts.
Stel dat het zo is.
Mijn grote geheel van mijn leven is een tekening.
Een tekening die ik zelf gemaakt heb.
Ik heb zelf mijn grote geheel gemaakt.
Ik heb met mijn tranen mijn eigen geheel wazig gemaakt;
Ik heb met mijn gedachten, mijn eigen leven kapot gemaakt.
Mag ik mijn leven in de vuilbak gooien,
en iets anders tekenen?